De arts of verpleegkundige heeft verteld dat u tijdens of rondom uw operatie een verhoogde kans op trombose heeft. Bij trombose vormen zich bloedstolseltjes in de bloedvaten die kunnen leiden tot complicaties. Om dit te voorkomen krijgt u medicatie toegediend in de vorm van injecties. Deze anstistolling-injecties (subcutaan) moeten gedurende een bepaalde periode, volgens voorschrift van de arts, toegediend worden.
Wanneer een behandeling met antistolling?
Er kunnen twee situaties zijn, waarin u deze injecties krijgt voorgeschreven.
- U heeft kort geleden een (orthopedische) operatie ondergaan, bijvoorbeeld een totale heup- of knieprothese. Deze operaties brengen een verhoogd risico op trombose met zich mee.
- U moet een operatie ondergaan. Op de Polikliniek Anesthesie is aan u uitgelegd dat u voor de operatie uw bloedverdunner acenocoumarol (Sintrom) of fenprocoumon (Marcoumar) tijdelijk moet stoppen. Tijdens deze stop-periode is antistolling vereist om trombose te voorkomen.
Instructie voor thuis
U moet deze injecties thuis zelf doen of laten doen. De injecties moeten gedurende een bepaalde periode, volgens voorschrift van de arts, toegediend worden. U dient de injectie éénmaal daags toe op een vast tijdstip. Indien hiervan wordt afgeweken, wordt dit tijdig met u besproken. Wanneer u de aanwijzingen op de achterzijde van dit blad volgt, injecteert u zichzelf veilig en goed. Op de website van Ziekenhuis Amstelland vindt u ook een filmpje waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe de injectie moet worden gedaan. Bent u geopereerd in Ziekenhuis Amstelland, dan krijgt u ook in het ziekenhuis van de verpleegkundige instructies in het zelf toedienen van de injecties.
Recept en apotheek
Bent u geopereerd in Ziekenhuis Amstelland, dan stuurt de arts-assistent op de dag van ontslag het recept naar uw apotheek. U kunt de injecties daar af (laten) halen. Moet u in de stop-periode van de bloedverdunner injecties gebruiken, dan krijgt u van de anesthesist een recept en een toedieningsschema. U gaat met dit recept naar de apotheek.
Injectiespuiten en dosering
De injecties die u gebruikt zijn kant-enklaar. De spuiten zijn gevuld met de juiste dosering en bedoeld voor éénmalig gebruik. U krijgt van de apotheek precies het aantal spuiten dat u nodig heeft. Wanneer u deze volgens de aanwijzingen heeft gebruikt, stopt u met het gebruik, tenzij de behandelend specialist anders heeft voorgeschreven. U ontvangt van de apotheek een naaldenbeker waar u de gebruikte spuiten in weggooit. Wanneer u klaar bent met de antistollingsbehandeling, sluit u deze beker goed af met de bijgeleverde deksel en levert u deze in bij de apotheek. Bewaar de injectiespuiten en de beker met gebruikte spuiten altijd buiten bereik van kinderen.
Stappenplan toedienen antistollingsinjectie
Bekijk de folder om afbeeldingen bij deze instructie te bekijken.
Stap 1
Zet de spuit en naaldenbeker klaar. Controleer de spuit op juiste dosering en houdbaarheid.
Stap 2
Maak de injectieplaats bloot. De beste plaats is de buikplooi en het dijbeen.
Stap 3
Maak de antistollingsspuit open en verwijder het beschermdopje van de naald.
Stap 4
Pak met de ene hand een ruime huidplooi losjes vast.
Stap 5
Breng de injectienaald loodrecht in de huidplooi in.
Stap 6
Druk de zuiger langzaam verder totdat u niet verder meer kunt.
Stap 7
Verwijder de injectienaald uit de huid en doe de gebruikte spuit in de naaldenbeker.
Stap 8
Controleer de injectieplaats op eventueel nabloeden. Het kan gebeuren dat een klein druppeltje injectievloeistof via de insteekplaats ontsnapt. U hoeft de injectieplaats niet af te plakken met een pleister.
Waar moet u op letten bij het toedienen van antistolling?
- Wissel de injectieplaats af. Hiervoor kunt u uw eigen systeem hebben; bijvoorbeeld met de klok mee in de buikplooi injecteren. Hierdoor verkleint u de kans op weefselbeschadiging en wordt de vloeistof goed opgenomen.
- Wanneer zich een kleine blauwe plek op de injectieplaats vormt hoeft u zich geen zorgen te maken, waarschijnlijk heeft de naald een bloedvaatje geraakt.
- Zorg dat uw handen en omgeving schoon zijn wanneer u uzelf injecteert.
Tot slot…
- Gebruik de injecties altijd volgens voorschrift van uw specialist, ook wanneer deze afwijken van de beschrijving in deze folder.
- Lees altijd de bijsluiter.
- Bij onduidelijkheden of problemen kunt u altijd contact opnemen met de afdeling Kliniek Boven (telefoon 020 – 755 7093). Vraagt u dan naar een verpleegkundige