Een delier treedt op als de lichamelijke situatie plotseling verandert. Dit kan komen door bijvoorbeeld een operatie, ontsteking (zoals een long- of blaasontsteking), koorts, medicijnen of het plotseling staken van alcohol of andere verslavende middelen.
De duur van een delier kan variëren van dagen tot weken en gaat bijna altijd over.
Wat kunt u ervan merken?
Het gedrag en de reactie van uw naaste kunnen anders zijn dan u gewend bent. Uw naaste is onrustig, kan de aandacht er niet bij houden, begrijpt u niet, geeft vreemde antwoorden en ziet soms dingen die er niet zijn. Als u iets verteld heeft, kan uw naaste dat na korte tijd alweer vergeten zijn.
Het komt regelmatig voor dat iemand met een delier overdag suf is en veel slaapt en ’s nachts wakker is. Onrust, apathie en bewustzijnsverandering kunnen in wisselende mate aanwezig zijn. Iemand kan ’s ochtends nog normaal reageren en ’s middags plotseling onrustig worden. De verschijnselen van een delier zijn ’s nachts vaak erger dan overdag.
Hoe wordt een delier behandeld?
De arts zal proberen zo snel mogelijk de oorzaak van het delier op te sporen en te behandelen. Een delier zorgt er vaak voor dat de patiënt zelf minder goed kan meewerken met de behandeling. Soms doet hij/zij door de onrust zelfs dingen die gevaarlijk kunnen zijn, zoals infusen of sondes eruit trekken of uit bed komen.
Naast de oorzaak van het delier worden ook de verschijnselen van het delier behandeld. De aanwezigheid van vertrouwde personen en herkenbare voorwerpen kunnen helpen om onrust en angst van de patiënt te verminderen. Soms is het zinvol om ook medicijnen te geven die de verschijnselen kunnen verminderen.
Wat kunt u doen?
- Als u op bezoek komt en uw naaste reageert ongewoon, zeg dan wie u bent en wat u komt doen. Herhaal dit zo nodig. Als u merkt dat uw naaste anders reageert dan dat u gewend bent, geeft u dit dan door aan de verpleegkundige.
- Noem de dag en de plaats en benoem waarom uw naaste in het ziekenhuis is. (“Het is vandaag maandag 1 januari. U bent in Ziekenhuis Amstelland. U bent thuis gevallen. U heeft uw heup gebroken. U bent geopereerd en moet nu herstellen.”)
- Neem spullen mee die voor uw naaste vertrouwd zijn zoals wekker, horloge, agenda, hoofdkussen en foto’s en zorg dat uw naaste deze goed kan zien.
- Neem bril en gehoorapparaten van uw naaste mee naar het ziekenhuis, zodat hij deze kan dragen. Neem ook reserve batterijen mee.
- Breng eigen kleding en schoenen mee, zodat uw naaste overdag aangekleed kan zijn.
- Spreek in duidelijke en korte zinnen.
- Stel eenvoudige vragen. Bijvoorbeeld: “Heeft u lekker geslapen?” en niet: “Heeft u lekker geslapen of bent u steeds wakker geweest?”
- Ga niet mee in vreemde ideeën van uw naaste of met dingen die hij hoort of ziet, maar die er niet zijn. Probeer hem of haar ook niet tegen te speken. Maak duidelijk dat u de dingen anders ziet, maar dat dat niet erg is. Stel gerust, maak er geen ruzie over.
- Maak geen grapjes over het gedrag van uw naaste. Hij is zich er soms van bewust dat zijn gedrag vreemd is, maar heeft het niet zelf in de hand.
- Bezoek is belangrijk, maar te veel bezoek tijdens of na elkaar geeft onrust. Stem met elkaar af wie wanneer op bezoek gaat.
- U hoeft niet steeds te praten, vaak is uw aanwezigheid al genoeg.
- Wanneer uw naaste met name
’s nachts erg onrustig of angstig is, kan u gevraagd worden om bij uw naaste te blijven slapen (‘rooming-in’). Wanneer u hier zelf niet toe in staat bent kunt u met andere familieleden bespreken of dit voor hen wel mogelijk is.
Na het delier
Patiënten die voor het delier geen geheugenproblemen hadden, kunnen zich vaak na het delier nog dingen herinneren van de periode dat zij verward waren. Dit kan voor hen beangstigend zijn, omdat dit zomaar heeft kunnen gebeuren. Ook kunnen zij zich schamen voor het gedrag dat zij vertoond hebben.
Het is belangrijk om, wanneer de patiënt hersteld is, deze gevoelens te bespreken. U kunt uw naaste uitleggen dat het vreemde gedrag gekomen is doordat hij zo ziek was. De hersenen konden tijdelijk niet goed meer functioneren. Hij kon dus niets doen aan zijn vreemde gedrag.
Patiënten die eerder een delier hebben doorgemaakt zijn gevoeliger om bij volgende periodes van ziekte opnieuw een delier te ontwikkelen. Meld bij eventuele volgende ziekenhuisopnames dan ook altijd dat uw naaste eerder een delier gehad heeft. Er kunnen dan maatregelen worden ingezet om een nieuw delier te voorkomen.
Vragen?
Heeft u vragen over de plotselinge verwardheid van uw naaste? Deze kunt u altijd stellen aan de verpleegkundige die uw naaste verpleegt.