Als een patiënt met klachten over het gehoor (slechthorendheid) bij een KNO-arts komt, zal een aantal vragen worden gesteld om het probleem beter te kunnen begrijpen. De vragen hebben onder andere betrekking op het werk (lawaai), medische voorgeschiedenis (oorontstekingen, ooroperatie, problemen rondom geboorte of zwangerschap) en familie (erfelijke achtergrond). De KNO-arts kijkt uitgebreid in de oren. Daarnaast kan met een stemvork in de spreekkamer een eerste gehooronderzoek worden gedaan.
Er zal daarna meer uitgebreid gehooronderzoek worden uitgevoerd. Deze gehooronderzoeken worden uitgevoerd door
de KNO-arts, een akoepedist (medewerker gespecialiseerd in het verrichten van gehooronderzoek) of een doktersassistente. Bij iedere vorm van gehooronderzoek worden geluiden op verschillende sterktes en toonhoogtes aangeboden, waarbij genoteerd wordt welke geluiden wel en welke niet worden gehoord. Dit geeft niet alleen een beeld van de ernst van het gehoorverlies, maar ook van het soort slechthorendheid.
De KNO-arts onderscheidt twee soorten slechthorendheid:
- Geleidingsslechthorendheid (conductieve slechthorendheid);
- Zenuwslechthorendheid (perceptieve slechthorendheid).
De KNO-artsen helpen u verder met een hoortoestel, als dit nodig is.