Een artroscopie is een operatie die plaatsvindt onder plaatselijke of algehele verdoving. Na de verdoving maakt de orthopedisch chirurg een snee ter grootte van een knoopsgat en brengt de artroscoop in het kniegewricht. Een artroscoop is een smalle buis van twee tot acht mm doorsnede, met een miniatuurlens en een lichtkabel. Door de kabel wordt licht geleid naar het uiteinde van de arthroscoop in de knie en via de miniatuurlens verschijnt en beeld van het gewricht op een televisiescherm dat in de operatiekamer is opgesteld.
Waarom een artroscopie?
Allerlei delen van een gewricht kunnen door ongeval of ziekte beschadigd worden. Voor een deel kunnen deze beschadigingen geconstateerd worden door lichamelijk onderzoek en/of röntgenfoto. Waar dit niet goed mogelijk is, biedt de artroscopie een methode om bijna altijd zowel een precieze diagnose te stellen als tegelijkertijd behandelend op te treden. Tijdens de artroscopie (kijkoperartie) heeft de orthopedisch chirurg namelijk direct zicht op de gewrichtsvlakken (het kraakbeen) en de ‘weke delen’, zoals meniscus, slijmvlies en banden.
Een gescheurde meniscus, het ‘voetbalknietje’, kan in de meeste gevallen behandeld worden met een artroscopie ofwel kijkoperatie. Het is mogelijk de artroscopie ook bij andere beschadigingen en bij andere gewrichten (schouder, enkel, heup, pols) toe te passen, maar hij wordt bij uitstek gebruikt voor de knie met een kapotte meniscus.
De meest voorkomende knieletsels zijn:
- Gescheurd of abnormaal kraakbeen
- Gescheurde meniscus (voetbalknietje)
- Gescheurde banden
- Losse bot- en kraakbeenstukjes
- Ontstoken gewrichten (reuma)