Zowel bij mannen als bij vrouwen kunnen plasklachten optreden. Plasklachten komen veel voor. Zo krijgt 30% van de mannen boven de 50 jaar last van plasklachten.
Oorzaken
Bij mannen worden plasklachten vaak veroorzaakt door een vergrote prostaat, maar er zijn veel meer oorzaken zoals bijvoorbeeld een slechte blaasfunctie, een overactieve blaasfunctie of een plasbuisvernauwing. Bij vrouwen is een slechte of een overactieve blaasfunctie vaak de oorzaak. Ook speelt de bekkenbodemfunctie een belangrijke rol bij het ontstaan van plasklachten.
Veelvoorkomende klachten
- de urinestraal wordt minder krachtig en soms druppelt het maar wat;
- het duurt even voordat de eerste plas komt;
- kort achter elkaar weer moeten plassen en weinig urine per plas;
- druppelen, ook nog wel eens een paar druppels in uw broek;
- het gevoel hebben dat de blaas niet leeg wordt (residugevoel);
- soms een branderig gevoel tijdens het plassen;
- moeilijk de plas op kunnen houden, soms zelfs helemaal niet;
- ’s nachts enkele keren uit bed moeten om te plassen.
Onderzoek
- Om uw plasklachten te onderzoeken zal de uroloog vragen naar uw klachten en naar uw algemene gezondheid. Daarnaast krijgt u een vragenlijst met 7 vragen over uw plasklachten en een vraag over het invloed van de plasklachten op uw dagelijkse leven.
- Er wordt een lichamelijk onderzoek verricht waarbij er naar de prostaat wordt gevoeld via de anus (rectaal toucher). Zo kan de uroloog voelen of er afwijkingen aan de prostaat zijn.
- Er wordt bloed- en urineonderzoek verricht. Bij het bloedonderzoek wordt met name gekeken naar het kreatinine en het PSA. De kreatininewaarde geeft de nierfunctie weer en de PSA (prostaat specifiek antigeen) is verhoogd bij bepaalde prostaataandoeningen. Het verschil tussen prostaatontsteking, vergroting of kanker kan vrijwel nooit worden bepaald door de hoogte van het PSA alleen. Daarvoor is aanvullend onderzoek nodig.
- De kracht en de duur van de urinestraal kan worden gemeten tijdens een flowmeting.
- Via uitwendige prostaatechografie kan de hoeveelheid urine worden gemeten, die na het plassen in de blaas is achtergebleven (residu). Dit noemt men echo-residu bepaling.
- Ook wordt er soms een inwendig blaasonderzoek (cystoscopie) verricht om de plasbuis, de prostaatkwabben en de blaas te kunnen beoordelen.