Ongeveer één op de zes paren krijgt te maken met een vruchtbaarheidsprobleem. Dit betekent dat na ten minste één jaar waarin regelmatig samenleving plaatsvond, geen zwangerschap is ontstaan. Bij ongeveer eenderde van deze paren ligt de oorzaak bij de vrouw, bij eenderde ligt het aan de man. In de overige situaties ligt de oorzaak bij beiden of is zij onduidelijk.
Bij een aantal ziekten en aangeboren afwijkingen van de man ziet men een verminderde kwaliteit van het zaad. Niet altijd is het duidelijk of deze afwijkingen ook werkelijk de oorzaak voor verminderde vruchtbaarheid zijn, of dat andere factoren een rol spelen:
- niet goed ingedaalde zaadballen;
- (gedeeltelijke) afwezigheid van zaadleiders;
- vroege ontsteking van een of beide zaad- of bijballen;
- eerdere chemotherapie of bestraling;
- spataderkluwen in de balzak;
- antistoffen.
Onderzoek naar vruchtbaarheidsproblemen bij mannen is onderdeel van het oriënterend fertiliteitsonderzoek.