Behandeling en verzorging
Medicijnen tijdens uw verblijf
De medicijnen die u tijdens de opname gebruikt, worden soms verstrekt door de ziekenhuisapotheek en soms gebruikt u uw eigen medicijnen. Hoe dit in uw geval is geregeld, hoort u bij uw intakegesprek op de Polikliniek Anesthesie of tijdens het opnamegesprek op de verpleegafdeling. Het Apotheek Service Punt (ASP) zorgt voor een naadloze overgang van de farmaceutische zorg tussen de thuis- en de ziekenhuissituatie.
Soms wil het ziekenhuis informatie opvragen over uw eigen medicatie. Hierdoor wordt de kans op vergissingen kleiner. Om snel en efficiënt te kunnen werken, gaat het ziekenhuis er vanuit dat u het goed vindt dat deze informatie wordt opgevraagd bij uw apotheker. Wilt u het aan de medewerkers van de afdeling Opname of aan de verpleging laten weten als u bezwaar heeft tegen het opvragen van uw medicatie?
Kijk voor meer informatie bij Apotheek Service Punt (ASP).
Identificatie
Tijdens uw verblijf in het ziekenhuis draagt u een polsbandje met uw naam en geboortedatum. Ter bevestiging van uw persoonsgegevens, wordt door verschillende medewerkers in het ziekenhuis naar uw naam en geboortedatum gevraagd (bijvoorbeeld door verpleegkundigen, laboratoriummedewerkers en op de operatieafdeling). Deze controle is in het belang van uw veiligheid en de kwaliteitseisen waaraan we als ziekenhuis moeten voldoen.
Operatie
Vlak voor de operatie trekt u speciale operatiekleding aan. Voor de operatie krijgt u zo nodig medicijnen om rustig of slaperig te worden. Het exacte tijdstip van de operatie is van te voren niet precies vast te stellen. Er kunnen zich altijd onverwachte situaties voordoen, waardoor u later geopereerd wordt.
Contactlenzen, gebitsprothesen en eventuele sieraden (horloges, ringen, armbanden, piercings) doet u uit/af voordat u naar de operatiekamer gaat. Dames wordt gevraagd geen make-up en nagellak te dragen. Heeft u een hoortoestel dan kunt u dit inhouden. Een verpleegkundige brengt u met bed en al naar de operatiekamer.
De operatie
Op de 'holding' worden voorbereidingen voor de operatie en de verdoving getroffen. De algemene voorbereidingen bestaan uit het meten van de bloeddruk, het inbrengen van een infuusnaald en het aanbrengen van plakkers voor de bewaking van het hart. Vaak zal een infuus op de infuusnaald worden aangesloten, maar niet altijd. Dit is afhankelijk van de soort ingreep en verdoving. Afhankelijk wat voor anesthesie er is afgesproken, krijgt u hier een regionale of plaatselijke verdoving door de anesthesist.
U wordt door de anesthesiemedewerker en de anesthesist de OK op gereden, en mag zelf overstappen op de OK-tafel. Voordat u in slaap wordt gebracht voeren we een laatste check uit: de Time Out procedure. Hierbij wordt samen met u gecheckt of u de juiste patiënt bent, de juiste ingreep uitgevoerd zal worden aan de juiste zijde, en of het juiste instrumentarium en de juiste apparatuur aanwezig is. Bij deze procedure zijn alle leden van de OK aanwezig, dus: anesthesist, operateur, operatieassistenten, anesthesiemedewerker. Als u nog vragen heeft, kunt u deze aan de anesthesioloog stellen.
Na de operatie
Meteen na de operatie wordt u wakker gemaakt en naar de uitslaapkamer (verkoever) gebracht. Als u wakker genoeg bent, halen verpleegkundigen van de afdeling u weer op.
Heeft u algehele anesthesie gehad, dan kunt u last krijgen van keelpijn en misselijkheid. Ook kan spierpijn en heesheid optreden. Deze verschijnselen zijn normaal en gaan meestal vanzelf weer over. Maar meld uw klachten zo snel mogelijk aan een verpleegkundige, zodat u eventueel medicijnen kunt krijgen. Als u vragen heeft, stel ze aan de verpleegkundige. Heeft u een ruggenprik gehad, dan kunt u problemen met plassen krijgen. Dit komt doordat de verdoving zich uitstrekt tot de blaas. Zo nodig wordt tijdelijk een blaaskatheter ingebracht.
De specialist die u geopereerd heeft of de arts-assistent komt over het algemeen nog langs op de afdeling.
Inlichten contactpersoon
Uw contactpersoon wordt bij uw terugkomst van de operatiekamer door de verpleegkundige telefonisch op de hoogte gebracht van uw toestand. Er wordt dan geen medische informatie gegeven.
Bloedtransfusie
Het is mogelijk dat u tijdens de operatie of behandeling een bloedtransfusie nodig heeft. Dit gebeurt met uw toestemming, tenzij er sprake is van een acute situatie. U bent tijdens het intakegesprek voorgelicht over de redenen, de risico’s en eventuele alternatieven voor de bloedtransfusie. Het bloed dat u toegediend krijgt is vooraf grondig onderzocht, zodat u alleen veilig en passend bloed ontvangt van gezonde donoren. Het is mogelijk dat u als ontvanger van bloed afweerstoffen (irregulaire antistoffen) maakt of heeft gemaakt tegen sommige bloedcellen. Als deze afweerstoffen in het laboratorium zijn aangetoond krijgt u een bloedgroepkaartje en brief waarop het soort antistof staat. Tevens worden deze afweerstoffen opgenomen in een landelijke database. Het voordeel van deze database is dat deze ook bij een eventuele volgende transfusie, door een ander ziekenhuis geraadpleegd kan worden. De gegevens worden automatisch opgenomen in de database, tenzij u hiertegen binnen vier weken na de bloedafname bezwaar maakt bij het laboratorium, telefoonnummer 020 - 755 7228.
Gebruik van lichaamsmateriaal als controlemateriaal
Tijdens uw opname kan het zijn dat bloed wordt afgenomen voor onderzoek. In principe wordt dit materiaal alleen gebruikt voor het onderzoek dat door de specialist is aangevraagd. Incidenteel wordt materiaal verzameld om te gebruiken als anoniem controlemateriaal voor laboratoriumapparatuur. In die gevallen vraagt de laboratoriummedewerker uw toestemming. Als u hiertegen bezwaar heeft kunt u dat bij de betreffende medewerker aangeven.
SNAQ: Ondervoeding te lijf
Door uw ziekte kan het zijn dat u onbedoeld bent afgevallen en/of dat u de afgelopen periode minder heeft kunnen eten. Dit betekent dat u het risico loopt om ondervoed te raken of dat u al ondervoed bent. Daarom wordt in Ziekenhuis Amstelland gewerkt met SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire). Dit is een vragenlijst waarmee een verpleegkundige aan het begin van uw opname in het ziekenhuis vaststelt of er sprake is van ondervoeding of risico op ondervoeding. Wanneer dit het geval is, krijgt u tijdens uw opname drie extra tussendoortjes aangeboden. Afhankelijk van de mate van ondervoeding komt de diëtist zo nodig langs. Kijk voor meer informatie over SNAQ in de folders ‘Ondervoeding te lijf’, die uitgereikt worden aan patiënten die hiervoor in aanmerking komen.
Naar een ander ziekenhuis
Soms is het nodig een deel van uw onderzoek of behandeling in een ander ziekenhuis te laten verrichten. Het vervoer wordt vanuit het ziekenhuis geregeld en een familielid of bekende kan u gezelschap houden. Ook kunt u zich laten vergezellen door één van de vrijwilligers van ons ziekenhuis.